Afgelopen maandag was Koningsdag, of zoals het dit jaar zo heerlijk heette: Woningsdag. Toen ik dat voor de eerste keer hoorde, verzuchtte ik spontaan tegen mijn Lief: ‘Hoe geweldig Nederlands toch, hè? Van alles een woordgrapje maken. Love them.’ Ik verzuchtte dergelijke dingen nog wel vaker vlak voor en op Koningsdag. Toen ik zag hoe heel Amsterdam, zij het indoor of op hun schamele balkonnetjes, gewoon doorging met van kop tot teen in oranje gehuld feesten alsof het nooit anders is geweest. Toen ik zag hoe Nederlandse kindjes virtuele kleedjes legden op Marktplaats om de gebruikelijke rommelmarktjes toch te laten doorgaan, inclusief digitale grabbeltonnen en volksspelen. Toen ik foto’s van de obligatoire oranje tompoucen zag voorbijkomen. Toen ik tientallen virtuele hartjes kreeg van Nederlandse vrienden en ex-collega’s als reactie op mijn Instagram Story waarin ik toegaf dat ik, ook twee jaar nadat ik mezelf geen import-Hollander meer mag noemen, op 27 april nog steeds trouw oranje draag.
Ik mis Amsterdam. Ik mis Nederland. There, I said it. Ik ben ongelofelijk blij met mijn leven nu en ik zou het niet meer willen veranderen, maar verdomme, het steekt nog altijd. Dat ik er maandag niet bij was. Dat ik geen vrijdagmiddagborrels met lauwe Grolschjes en bitterballen meer heb, dat ik niet meer elke dag door verdwaalde toeristen word aangeklampt en ze dan feilloos de weg kan wijzen en de juiste tram kan aanraden, dat ik niet meer zomaar over de grachten en door de straatjes van de mooiste stad van de wereld kan fietsen alsof ik er echt thuis hoor. Read more